Een eerste marien instituut aan zee (1843-1967)
In 1843 bezorgde Pierre-Joseph Van Beneden, professor Zoölogie aan de Katholieke Universiteit van Leuven, België een wereldprimeur: in dat jaar bouwde hij, op eigen kosten, een gebouwtje in de Oostendse oesterkwekerij van zijn schoonouders om tot het allereerste marien onderzoeksstation ter wereld. Dit privé-onderzoekslaboratorium was bescheiden van omvang en inrichting, maar vestigde algauw naam als een gerespecteerde ontmoetingsplaats voor zeegeleerden. Gerenommeerde binnen- en buitenlandse wetenschappers zakten dan ook regelmatig af naar de Oostendse kust, om zich daar aan belangrijke proefnemingen te wijden.
Toen Van Benedens privéstation na zo’n 30 jaar van activiteit uiteindelijk de deuren sloot, bleef België achter zonder marien instituut. Terwijl het marien onderzoeksveld in de loop van de jaren 1870 een hoge vlucht nam in heel Europa, bleek de Belgische regering weinig bereid te investeren in deze discipline. Onder andere de oprichting van een door de overheid gefinancierd zeelaboratorium bleek een groot struikelblok.
Pogingen om een nieuw station in leven te roepen liepen steeds slecht af. In 1883 kreeg Edouard Van Beneden, zoon van Pierre-Joseph en zelf professor Zoölogie aan de Universiteit van Luik, weliswaar de toestemming om drie kamers in de gebouwen grenzend aan de Oostendse Leopoldsluis in te richten als laboratorium, maar deze instelling was geen lang leven beschoren. Ook Gustave Gilson, leerling van Van Beneden senior en diens opvolger als professor Dierkunde aan de Katholieke Universiteit van Leuven, installeerde kort voor WO I een klein onderzoeksstation aan de Oostendse kust, dat de oorlogsjaren echter niet overleefde.
Het ontbreken van de nodige mariene onderzoeksinfrastructuur kwam na afloop van dit mondiale conflict bovenaan Gilsons agenda te staan. Het was zijn mening dat ‘enkel de oprichting van een permanente instelling aan zee tegemoet kan komen aan de noden die de continue studie van het mariene milieu met zich meebrengt’. Uiteindelijk slaagde Gilson er in 1927 toch in Brussel te overtuigen van het belang van een marien instituut. In dat jaar werd in Oostende, met beperkte middelen, de vzw Zeewetenschappelijk Instituut (ZWI) opgericht, met Gilson als eerste directeur. Tien jaar later werd het ZWI bij Koninklijk Besluit erkend als instelling van openbaar nut.
Het instituut legde zich toe op zeevisserijonderzoek, de inventarisatie van fauna en flora van de Belgische kustwateren en de statistische controles van de zeevisserij. De bescheiden faciliteiten van het ZWI zouden jarenlang het enige onderkomen aan de Belgische kust zijn van waaruit aan marien onderzoek kon gedaan worden. Tussen 1940 en 1947 lag de werking van het ZWI wel tijdelijk stil door oorlogs- en financiële perikelen, terwijl ook de zoektocht naar een waardige plaatsvervanger van de in 1944 overleden Gilson lange tijd geen vruchten afwierp. Uiteindelijk hernam het instituut zijn activiteiten onder leiding van de bioloog Eugène Leloup. Door het aanhoudende gebrek aan de nodige subsidies moest de instelling in 1967 echter definitief de deuren sluiten.